Wil je weten hoe logisch en analytisch denken jij bent? Laten we eens een test doen van logische en analytische redeneervragen direct!
Deze test bevat 50 vragen over logisch en analytisch redeneren, verdeeld in 4 secties, waaronder 4 aspecten: logisch redeneren, non-verbaal redeneren, verbaal redeneren en deductief versus inductief redeneren. Plus enkele analytische redeneervragen in het interview.
Inhoudsopgave
- Logische redeneervragen
- Vragen over analytisch redeneren - Deel 1
- Vragen over analytisch redeneren - Deel 2
- Vragen over analytisch redeneren - Deel 3
- Meer analytische redeneervragen in het interview
- Veelgestelde Vragen / FAQ
Logische redeneervragen
Laten we beginnen met 10 eenvoudige vragen over logisch redeneren. En zie hoe logisch je bent!
1/ Kijk eens naar deze reeks: 21, 9, 21, 11, 21, 13, 21, ... Welk nummer zou hierna moeten komen?
een. 14
b.15
c. 21
overleden 23
15
👏 In deze afwisselende herhalingsreeks wordt het willekeurige getal 21 om het andere getal geïnterpoleerd in een overigens eenvoudige optelreeks die met 2 toeneemt, te beginnen met het getal 9.
2/ Kijk eens naar deze reeks: 2, 6, 18, 54, ... Welk getal zou hierna moeten komen?
een. 108
b.148
c. 162
overleden 216
162
👏 Dit is een eenvoudige vermenigvuldigingsreeks. Elk nummer is 3 keer meer dan het vorige nummer.
3/ Welk nummer moet hierna komen? 9 16 23 30 37 44 51 ... ...
A. 59 66
B. 56 62
C. 58 66
D. 58 65
✅ 58 65
👏 Hier is een eenvoudige optelreeks, die begint met 9 en er 7 bij optelt.
4/ Welk nummer moet hierna komen? 21 25 18 29 33 18 ... ...
A. 43 18
B. 41 44
C. 37 18
D. 37 41
✅ 37 41
👏 Dit is een eenvoudige optellingsreeks met een willekeurig getal, 18, geïnterpoleerd als elk derde getal. In de reeks wordt aan elk getal, behalve 4, 18 toegevoegd om tot het volgende getal te komen.
5/ Welk nummer zou het volgende moeten zijn? 7 9 66 12 14 66 17 ... ...
A. 19 66
B. 66 19
C. 19 22
D. 20 66
✅ 19 66
👏 Dit is een afwisselende optellingsreeks met herhaling, waarbij voor elk derde getal een willekeurig getal, 66, wordt geïnterpoleerd. De reguliere reeks telt 2 op, dan 3, dan 2, enzovoort, waarbij 66 wordt herhaald na elke "2 optel"-stap.
6/ Welk nummer zou het volgende moeten zijn? 11 14 14 17 17 20 20 ... ...
A. 23 23
B. 23 26
C. 21 24
D. 24 24
✅ 23 23
👏 Dit is een eenvoudige optellingsreeks met herhaling. Er wordt 3 bij elk getal opgeteld om bij het volgende te komen, wat wordt herhaald voordat er weer 3 wordt toegevoegd.
7/ Kijk eens naar deze reeks: 8, 43, 11, 41, __, 39, 17, ... Welk getal moet de lege ruimte invullen?
een. 8
b.14
c. 43
overleden 44
✅ 14
👏 Dit is een eenvoudige, afwisselende reeks van optellen en aftrekken. De eerste serie begint met 8 en voegt er 3 aan toe; de tweede begint met 43 en trekt er 2 van af.
8/ Kijk eens naar deze reeks: XXIV, XX, __, XII, VIII, ... Welk getal moet de lege ruimte vullen?
A. XXII
B. XIII
C. XVI
D. IV
✅ XVI
👏 Dit is een eenvoudige aftrekkingsreeks; elk getal is 4 minder dan het vorige getal.
9/ B2CD, _____, BCD4, B5CD, BC6D. Kies het juiste antwoord:
A. B2C2D
B. BC3D
C. B2C3D
D. BCD7
✅ BC3D
💡Omdat de letters hetzelfde zijn, concentreer je je op de cijferreeks, een eenvoudige reeks van 2, 3, 4, 5, 6, en volg je elke letter op volgorde.
10/ Wat is het verkeerde getal in deze reeks: 105, 85, 60, 30, 0, - 45, - 90
- 105
- 60
- 0
- -45
0
💡Het juiste patroon is - 20, - 25, - 30,..... Dus 0 is verkeerd en moet worden vervangen door (30 - 35), oftewel - 5.
Meer tips van AhaSlides
AhaSlides is de ultieme quizmaker
Maak in een handomdraai interactieve games met onze uitgebreide sjabloonbibliotheek om de verveling tegen te gaan
Vragen over analytisch redeneren - Deel 1
Dit gedeelte gaat over non-verbaal redeneren, waarmee wordt beoogd uw vermogen te testen om grafieken, tabellen en gegevens te analyseren, conclusies te trekken en voorspellingen te doen.
11/ Kies het juiste antwoord:
✅ (4)
👏 Dit is een afwisselende serie. Het eerste en derde segment worden herhaald. Het tweede segment staat gewoon ondersteboven.
12/ Kies het juiste antwoord:
✅ (1)
💡Het eerste segment gaat van vijf naar drie naar één. Het tweede segment gaat van één tot drie tot vijf. Het derde segment herhaalt het eerste segment.
13/ Ontdek de alternatieve figuur die figuur (X) als onderdeel bevat.
(X) (1) (2) (3) (4)
✅ (1)
👏
14/ Wat is het ontbrekende item?
✅ (2)
💡Een T-shirt is voor een paar schoenen wat een ladekast is voor een bank. De relatie laat zien tot welke groep iets behoort. Het T-shirt en de schoenen zijn beide kledingstukken; de kist en hoest zijn beide meubelstukken.
15/ Vind het ontbrekende onderdeel:
✅(1)
💡Een piramide is driehoekig zoals een kubus vierkant is. Deze relatie toont dimensie. De driehoek toont één dimensie van de piramide; het vierkant is één dimensie van de kubus.
16/ Welke van de volgende afbeeldingen is geen replica van de afbeelding links in het bovenstaande diagram? Tip: Kijk naar de kleur van de dozen en hun locatie.
A. A, B en C
B. A, C en D
C. B, C en D
D. A, B en D
✅ A, C en D
💡Kijk eerst naar de kleur van de dozen en hun locatie om te bepalen welke een replica is van de afbeelding aan de linkerkant. We ontdekken dat B een replica is van de afbeelding, dus B wordt uitgesloten als antwoord op de vraag.
17/ Welk getal staat op de tegenoverliggende zijde van 6?
een. 4
b.1
c. 2
overleden 3
✅ 1
💡 Omdat de getallen 2, 3, 4 en 5 grenzen aan 6. Daarom is het getal op de tegenoverliggende zijde van 6 1.
18/ Ontdek het getal dat in alle cijfers ligt.
A. 2 b. 5
C. 9 d. Zo'n nummer bestaat niet
2
💡Dergelijke getallen moeten bij alle drie de figuren horen, dat wil zeggen cirkel, rechthoek en driehoek. Er is slechts één getal, namelijk 2, dat bij alle drie de cijfers hoort.
19/ Welke zal het vraagteken vervangen?
een. 2
b.4
c. 6
overleden 8
2
💡(4 x 7) % 4 = 7, en (6 x 2) % 3 = 4. Daarom (6 x 2) % 2 = 6.
20/ Groepeer de gegeven figuren in drie klassen, waarbij je elk figuur slechts één keer gebruikt.
A. 7,8,9; 2,4,3; 1,5,6
B. 1,3,2; 4,5,7; 6,8,9
C. 1,6,8; 3,4,7; 2,5,9
D. 1,6,9; 3,4,7; 2,5,8
✅ 1,6,9; 3,4,7; 2,5,8
💡1, 6, 9 zijn allemaal driehoeken; 3, 4, 7 zijn allemaal vierzijdige figuren, 2, 5, 8 zijn allemaal vijfzijdige figuren.
21/ Selecteer het alternatief dat drie van de vijf alternatieve figuren vertegenwoordigt die, wanneer ze in elkaar passen, een compleet vierkant zouden vormen.
A. (1)(2)(3)
B. (1)(3)(4)
C. (2)(3)(5)
D. (3)(4)(5)
✅ b
👏
22/ Ontdek welke van de figuren (1), (2), (3) en (4) kunnen worden gevormd uit de stukken in figuur (X).
✅ (1)
👏
23/ Kies de reeks figuren die de gegeven regel volgt.
Regel: Gesloten figuren worden steeds opener en open figuren worden steeds geslotener.
✅ (2)
24/ Kies een figuur die het meest lijkt op de uitgevouwen vorm van figuur (Z).
✅ (3)
25/ Ontdek uit de vier alternatieven hoe het patroon eruit zou zien als het transparante vel op de stippellijn wordt gevouwen.
(X) (1) (2) (3) (4)
✅ (1)
Vragen over analytisch redeneren - Deel 2
In dit gedeelte wordt u getest om uw vermogen tot verbaal redeneren te onderzoeken, inclusief het gebruik van schriftelijke informatie, en het identificeren en analyseren van belangrijke punten, om conclusies te trekken.
26/ Kies het woord dat het minst lijkt op de andere woorden in de groep.
(Een roze
(B) Groen
(C) Oranje
(D) Geel
✅ EEN
💡Alles behalve Roze zijn de kleuren die je in een regenboog ziet.
27 / In de volgende antwoorden hebben de getallen in vier van de vijf alternatieven enige relatie. Je moet degene kiezen die niet tot de groep behoort.
(A) 4
(B) 8
(C) 9
(D) 16
(E) 25
✅ B
💡Alle andere getallen zijn kwadraten van natuurlijke getallen.
28/ Welk antwoord is anders dan de rest:
(A) Moskou
(B) Londen
(C) Parijs
(D) Tokio
(E) New York
✅E
💡Behalve New York zijn alle andere hoofdsteden van sommige landen.
29/ "Gitaar". Kies het beste antwoord om hun relatie met het gegeven woord te tonen.
Een band
B. leraar
C. liedjes
D. snaren
✅ D
💡Een gitaar bestaat niet zonder snaren, snaren zijn dus een essentieel onderdeel van een gitaar. Voor een gitaar is een band niet nodig (keuze a). Gitaarspelen kun je leren zonder leraar (keuze b). Nummers zijn bijproducten van een gitaar (keuze c).
30/ "Cultuur". Welk volgende antwoord heeft minder betrekking op het gegeven woord?
- beleefdheid
- onderwijs
- landbouw
- douane
✅ D
💡Een cultuur is het gedragspatroon van een bepaalde bevolkingsgroep, dus gewoonten zijn het essentiële element. Een cultuur kan al dan niet beschaafd of ontwikkeld zijn (keuzes a en b). Een cultuur kan een agrarische samenleving zijn (keuze c), maar dit is niet het essentiële element.
31/ "kampioen". Welk volgende antwoord is anders dan de rest
A. hardlopen
B. zwemmen
C. winnen
D. Spreken
✅ C
💡 Zonder overwinning op de eerste plaats is er geen kampioen, dus winnen is essentieel. Er kunnen kampioenen zijn op het gebied van hardlopen, zwemmen of spreken, maar er zijn ook kampioenen op veel andere gebieden.
32/ Vensters zien eruit zoals een boek
Een roman
B. glas
C. dekking
D. pagina
✅ D
💡Een venster bestaat uit ruiten en een boek bestaat uit pagina's. Het antwoord is niet (keuze a), omdat een roman een soort boek is. Het antwoord is niet (keuze b), omdat glas geen relatie heeft met een boek. (Keuze c) is onjuist omdat een omslag slechts een deel van een boek is; een boek bestaat niet uit omslagen.
33/ Leeuw : vlees : : koe : ……. Vul de blanco in met het meest geschikte antwoord:
Een slang
B. gras
C. worm
D. dier
✅ B
💡 Leeuwen eten vlees, net zoals koeien gras eten.
34/ Welke van de volgende is hetzelfde als scheikunde, natuurkunde, biologie?
A. Engels
B. Wetenschap
C. Wiskunde
D. Hindi
✅ B
💡Scheikunde, natuurkunde en biologie maken deel uit van de wetenschap.
35/ Selecteer de optie waarbij de woorden dezelfde relatie delen als die gedeeld door het gegeven paar woorden.
Helm: Hoofd
A. Overhemd: hanger
B. Schoen: Schoenenrek
C. Handschoenen: Handen
D. Water: fles
✅ C
💡Een helm wordt op het hoofd gedragen. Op dezelfde manier worden handschoenen aan de handen gedragen.
36 / Rangschik de onderstaande woorden in een betekenisvolle volgorde.
1. Politie | 2. Straf | 3. Misdaad |
4. Rechter | 5. Oordeel |
A. 3, 1, 2, 4, 5
B. 1, 2, 4, 3, 5
C. 5, 4, 3, 2, 1
D. 3, 1, 4, 5, 2
✅ Optie D
💡De juiste volgorde is: Misdaad - Politie - Rechter - Oordeel - Straf
37/ Kies een woord dat anders is dan de rest.
A. Lang
B. Enorm
C. Dunne
D. Scherp
E. Klein
✅ D
💡Alles behalve Sharp hebben betrekking op dimensie
38/ Een tiebreak is een extra wedstrijd of speelperiode bedoeld om een winnaar aan te wijzen onder de deelnemers met een gelijk resultaat. Welke onderstaande situatie is het beste voorbeeld van een tiebreaker?
A. Bij rust is de stand gelijk op 28.
B. Mary en Megan hebben elk drie doelpunten gescoord in de wedstrijd.
C. De scheidsrechter gooit een munt om te beslissen welk team als eerste balbezit zal hebben.
D. De Sharks en de Bears eindigden elk met 14 punten, en ze vechten het nu uit in een verlenging van vijf minuten.
✅ D
💡Dit is de enige keuze die aangeeft dat er een extra speelperiode plaatsvindt om de winnaar te bepalen van een spel dat in een gelijkspel eindigde.
39/ METAFOOR: SYMBOOL. Kies het juiste antwoord.
A. pentameter: gedicht
B. ritme: melodie
C. nuance: lied
D. jargon: gebruik
E. analogie: vergelijking
✅E
💡Een metafoor is een symbool; een analogie is een vergelijking.
40/ Een man loopt 5 km naar het zuiden en draait dan naar rechts. Na 3 km gelopen te hebben draait hij naar links en loopt 5 km. In welke richting is hij nu vanaf de startplaats?
A. Westen
B. Zuid
C. Noordoost
D. Zuid-West
✅
💡Vandaar dat de vereiste richting Zuid-West is.
🌟 Misschien vind je dit ook leuk: 100 fascinerende quizvragen voor kinderen om hun nieuwsgierigheid aan te wakkeren
Vragen over analytisch redeneren - Deel 3
Deel 3 gaat over het onderwerp deductief versus inductief redeneren. Hier kunt u laten zien dat u deze twee fundamentele soorten redeneringen in verschillende contexten kunt gebruiken.
- Deductief redeneren is een vorm van redeneren die van algemene uitspraken naar specifieke conclusies gaat.
- Inductief redeneren is een vorm van redeneren die van specifieke uitspraken naar algemene conclusies gaat.
41/ Uitspraken: Sommige koningen zijn koninginnen. Alle koninginnen zijn mooi.
Conclusies:
- (1) Alle koningen zijn mooi.
- (2) Alle koninginnen zijn koningen.
A. De enige conclusie (1) volgt
B. Enige conclusie (2) volgt
C. Hierna volgt ofwel (1) ofwel (2).
D. Noch (1) noch (2) volgt
E. Zowel (1) als (2) volgen
✅ D
💡Aangezien één premisse bijzonder is, moet de conclusie ook bijzonder zijn. Dus noch ik, noch II volgen.
42/ Lees de volgende uitspraken door en ontdek wie de CEO is
De auto in het eerste vakje is rood.
Tussen de rode en de groene auto staat een blauwe auto geparkeerd.
De auto op het laatste veld is paars.
De secretaris rijdt in een gele auto.
De auto van Alice staat naast die van David geparkeerd.
Enid rijdt in een groene auto.
Berts auto staat geparkeerd tussen die van Cheryl en Enid.
Davids auto staat op het laatste vakje geparkeerd.
A. Bert
B. Cheryl
C.David
D. Enid
E. Alice
✅ B
💡 De CEO rijdt in een rode auto en parkeert in de eerste ruimte. Enid rijdt in een groene auto; De auto van Bert staat niet in het eerste vak; Die van David staat niet in de eerste ruimte, maar in de laatste. De auto van Alice staat naast die van David geparkeerd, dus Cheryl is de CEO.
43/ Het afgelopen jaar heeft Josh meer films gezien dan Stephen. Stephen zag minder films dan Darren. Darren zag meer films dan Josh.
Als de eerste twee beweringen waar zijn, is de derde bewering:
A. waar
B. vals
C. Onzeker
✅ C
💡Omdat de eerste twee zinnen waar zijn, hebben zowel Josh als Darren meer films gezien dan Stephen. Het is echter onzeker of Darren meer films heeft gezien dan Josh.
44/ Wijzend naar een foto van een jongen zei Suresh: "Hij is de enige zoon van mijn moeder." Hoe is Suresh verwant aan die jongen?
Een broer
B. oom
C. Neef
D. Vader
✅ D
💡De jongen op de foto is de enige zoon van de zoon van Suresh's moeder, oftewel de zoon van Suresh. Daarom is Suresh de vader van een jongen.
45/ Verklaringen: Alle potloden zijn pennen. Alle pennen zijn inkt.
Conclusies:
- (1) Alle potloden zijn inkt.
- (2) Sommige inkten zijn potloden.
A. Er volgt alleen (1) conclusie
B. Er volgt alleen (2) conclusie
C. Hierna volgt ofwel (1) ofwel (2).
D. Noch (1) noch (2) volgt
E. Zowel (1) als (2) volgen
✅ E
👏
46/ Aangezien alle mensen sterfelijk zijn, en ik een mens ben, ben ik sterfelijk.
A. Deductief
B. Inductief
✅ EEN
💡Bij deductief redeneren beginnen we met een algemene regel of principe (alle mensen zijn sterfelijk) en passen deze vervolgens toe op een specifiek geval (ik ben een mens). De conclusie (Ik ben sterfelijk) is gegarandeerd waar als de premissen (alle mensen zijn sterfelijk en ik ben een mens) waar zijn.
47/ Alle kippen die we hebben gezien waren bruin; dus alle kippen zijn bruin.
A. Deductief
B. Inductief
✅ B
💡De specifieke observaties zijn dat “alle kippen die we hebben gezien bruin waren.” De inductieve conclusie is "alle kippen zijn bruin", wat een generalisatie is die is afgeleid van specifieke waarnemingen.
48/ Verklaringen: Sommige pennen zijn boeken. Sommige boeken zijn potloden.
Conclusies:
- (1) Sommige pennen zijn potloden.
- (2) Sommige potloden zijn pennen.
- (3) Alle potloden zijn pennen.
- (4) Alle boeken zijn pennen.
A. Alleen (1) en (3)
B. Alleen (2) en (4)
C. Alle vier
D. Geen van de vier
E. Alleen (1)
✅E
👏
49/ Alle kraaien zijn zwart. Alle merels zijn luid. Alle kraaien zijn vogels.
Stelling: Alle kraaien zijn luid.
A. Klopt
B. Niet waar
C. Onvoldoende informatie
✅ EEN
50/ Mike eindigde voor Paul. Paul en Brian finishten allebei vóór Liam. Owen eindigde niet als laatste.
Wie was als laatste klaar?
A. Owen
B. Liam
C. Brian
D. Paulus
✅ B
💡De bestelling: Mike was eerder klaar dan Paul, Mike was dus niet de laatste. Paul en Brian finishten eerder dan Liam, dus Paul en Brian waren niet de laatste. Er wordt gezegd dat Owen niet als laatste eindigde. Alleen Liam blijft over, dus Liam moet als laatste zijn geëindigd.
Op zoek naar interactieve presentaties?
Verzamel je teamleden door een leuke quiz te doen op AhaSlides. Meld je aan om gratis een quiz te doen van AhaSlides sjabloonbibliotheek!
🚀 Grijp gratis quiz☁️
Meer analytische redeneervragen in het interview
Hier zijn enkele bonusvragen over analytisch redeneren voor u als u op sollicitatiegesprek gaat. Je kunt het antwoord van tevoren voorbereiden en veel succes!
51/ Hoe gebruik je voor- en nadelen om een beslissing te nemen?
52/ Hoe zou u een oplossing bedenken om plagiaat te identificeren?
53/ Beschrijf een moment waarop u een probleem had met weinig informatie. Hoe heb je die situatie aangepakt?
54/ Zou u vanuit uw ervaring zeggen dat het ontwikkelen en gebruiken van een gedetailleerde procedure altijd noodzakelijk was voor uw werk?
55/ Wat houdt uw besluitvormingsproces op het werk in?
🌟Wil je je eigen quiz maken? Meld je aan voor AhaSlides en ontvang op elk moment gratis prachtige en aanpasbare quizsjablonen.
Veelgestelde Vragen / FAQ
Wat zijn analytische redeneervragen?
Vragen over analytisch redeneren (AR) zijn bedoeld om uw vermogen te onderzoeken om tot een logische conclusie of oplossing voor bepaalde problemen te komen. De antwoorden, als gevolg van een groep feiten of regels, gebruiken deze patronen om uitkomsten te bepalen die waar kunnen of moeten zijn. AR-vragen worden in groepen gepresenteerd, waarbij elke groep gebaseerd is op een enkele passage.
Wat zijn voorbeelden van analytisch redeneren?
Het is bijvoorbeeld juist om te zeggen dat 'Maria vrijgezel is'. Analytisch redeneren maakt het mogelijk te concluderen dat Maria vrijgezel is. De naam 'vrijgezel' impliceert de staat van vrijgezel zijn, dus je weet dat dit waar is; er is geen specifiek begrip van Maria nodig om tot deze conclusie te komen.
Wat is het verschil tussen logisch en analytisch redeneren?
Logisch redeneren is het proces van het stap voor stap volgen van logisch denken om tot een conclusie te komen, en kan op verschillende manieren worden getest, van inductief en deductief redeneren tot abstract redeneren. Analytisch redeneren is het proces van het analyseren van de logica die nodig is om tot een conclusie te komen die waar zou kunnen of moeten zijn.
Hoeveel vragen gaan er over analytisch redeneren?
De Analytical Reasoning Test evalueert uw vermogen tot analyse, probleemoplossing en logisch en kritisch denken. De meeste tests voor analytisch redeneren worden getimed, met 20 of meer vragen en 45 tot 60 seconden per vraag.
Bron: Indiabix | Psychometrisch succes | Inderdaad